James stond verstijfd in de deuropening en keek toe hoe ze snikte met de resultaten nog steeds in haar hand geklemd. “Kiara…” zei hij met een krakende stem. Maar ze kon niet stoppen met trillen. “Ze hadden hem. Ze hadden hem en ze hebben nooit iets gezegd.” Haar stem brak open. “Ze hebben ons kind gestolen, James.”
Hij probeerde haar te kalmeren. Maar Kiara had te lang gewacht, te hard gerouwd en te diep gekwetst om genade te overwegen. “Ik wil antwoorden,” fluisterde ze. “Ik wil onze zoon terug. En ik wil dat zij voelen wat ik voelde.”