Terwijl de dagen verstreken en de hitte van die nacht plaatsmaakte voor koelere hoofden, ging de storm liggen. De pijn verdween niet, maar verzachtte de randen. Wat ooit een verraad had geleken, openbaarde zich langzaam voor wat het was: een misdaad zonder fouten. Een ongeluk geboren uit chaos. Geen schurken, alleen mensen. En twee families verbonden door een verloren en geliefde jongen.
De Harrigans kwamen erachter dat de O’Haras hun zoon niet hadden gestolen, maar hem hadden gered. Ze hadden hem teder opgevoed en hem alle kans gegeven op een leven vol liefde en waardigheid. Zelfs James, ooit verstijfd van woede, had het hardop toegegeven: “Als hij niet bij ons had kunnen zijn… ben ik dankbaar dat jij het was.”