Man krijgt routinecontrole – dokter kijkt naar röntgenfoto en fluistert: “Het spijt me”

Toen de schok wegebde, drong een besef door dat zwaar leek te hangen in de koude, steriele lucht. Deze entiteit, deze kleine vorm, was niet zomaar een willekeurige groei; het was Rohans tweelingbroer. Slapend, onontwikkeld, had het op de een of andere manier zijn weg gevonden naar de kern van Rohans bestaan, een geest uit zijn ontstaansgeschiedenis die hem zijn hele leven lang had geschaduwd.

Dr. Kumar besefte het als een bliksemschicht. Dit was geen tumor, maar een misvormde, parasitaire tweeling. De ontdekking vervulde hem met een vreemde cocktail van emoties; hij werd getroffen door ontzag, verbijstering en een ijzingwekkend gevoel van afschuw. Deze parasitaire entiteit was sinds zijn geboorte in Rohan gegroeid, een tweelingbroer of -zus die nooit het daglicht had gezien. Zijn vorm was verontrustend menselijk, uitgerust met haar, benen, nagels, een skeletstructuur en zelfs een kaak met tanden. Voor een ongetraind oog leek het zelfs alsof Rohan op wonderbaarlijke wijze was bevallen.