Hoe moest hij deze nieuw ontdekte informatie inpassen binnen de grenzen van zijn begrip? Deze openbaring over zijn eigen anatomie, zijn eigen bestaan, die alles wat hij over zichzelf geloofde op brute wijze tegensprak?
Zijn gedachten kolkten van existentiële vragen, die een herwaardering van zijn leven uitlokten. Elke herinnering, elke ervaring werd onder de loep genomen, bekeken door de brekingslens van zijn verbazingwekkende werkelijkheid. Was hij, zoals hij altijd had geweten, gewoon Rohan – de bescheiden boer die zijn gewassen verzorgde onder de zinderende Indiase zon? Of was hij iets meer, iets complexers? Was hij ook zijn eigen tweelingbroer – een onderontwikkelde entiteit die in stilte zijn bestaan deelde, verborgen in de schaduwen van zijn lichaam?