De nachtdienst in Memorial Medical was altijd stil voor zonsopgang. In kamer 304 begon een monitor onregelmatig te tjirpen – eerst een bliep, dan nog een. De schoenen van de verpleegster piepten over de tegels en riepen om Dr. Helen Sloane. Een patiënt met een codenummer-4211, al zeventien jaar comateus, was verhuisd.
Helen haastte zich naar binnen, haar jas half dichtgeknoopt en haar hart ging sneller kloppen toen het gestage ritme op het scherm het patroon doorbrak. De man vingers gebogen, borstelen de lakens als iemand herinneren touch. Zijn ademhaling was zwaar en ongelijk, een vergeten geluid dat zich een weg terug baande door tientallen jaren stilte.
Ze leunde dichterbij. Bleke oogleden fladderden en onthulden bewolkte ogen die toch verbijsterend bewust waren. De tl-verlichting weerkaatste erin als fragmenten van een andere wereld. Helen bevroor; geneeskunde had haar getraind voor herstel, niet wederopstanding. “Kun je me horen?” vroeg ze zacht. Zijn lippen bewogen, maar het antwoord kwam eruit als een gebroken geluid.