George stopte en wreef met trillende handen over zijn gezicht. Hij kon niet in paniek raken. Niet nu. Hij moest geconcentreerd blijven, scherp blijven. Maar de uitputting trok hem naar beneden, zijn zintuigen werden dof en het werd moeilijker om helder te denken.
Hij keek omhoog, loensend naar de donkere lucht door de takken heen. Was dat hetzelfde stukje maan dat hij eerder had gezien? Hij kon het niet zien. Elke richting leek hetzelfde en nu het licht weg was, leek het bos nog eindelozer en meedogenlozer.