Opluchting overspoelde George als een golf. Hij strompelde naar Thunder toe, zijn handen trilden toen hij zijn hand uitstak om de manen van het paard aan te raken. Thunder snoof zachtjes en duwde tegen George’s schouder alsof hij wilde zeggen: “Ik ben hier. Ik heb gewacht.”
George zakte in elkaar tegen Thunder’s zijde, zijn lichaam trilde van uitputting en emotie. Hij had hem gevonden. Na alles, na alle angst en onzekerheid, had hij Thunder gevonden. Hij begroef zijn gezicht in de nek van het paard, zijn adem kwam in gehaaste snikken.