Er leek hier niets ongewoons te zijn – alleen bomen en gras, net als op elk ander deel van de boerderij. Maar iets trok aan zijn geest, een gevoel dat hij niet van zich af kon schudden. Thunder gromde zachtjes en duwde met zijn neus tegen George’s schouder.
De hond blafte, alsof hij hem aanspoorde hen nog een keer te volgen. George fronste zijn wenkbrauwen in verwarring, maar hij kon het vreemde gevoel van doelgerichtheid in de lucht niet ontkennen. “Oké,” mompelde hij, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. “Wijs de weg.” En daarmee begon de achtervolging weer, niet van angst of wanhoop, maar van nieuwsgierigheid en verwondering.