Het kostte George een moment om te verwerken wat hij zag. Daar, genesteld onder een laaghangende boom, lagen kleine bundeltjes bontpuppies. Zijn adem stokte in zijn keel. Ze zaten ineengedoken, jankten zachtjes en toen George dichterbij kwam, merkte hij dat een paar van hen mank liepen.
De hond stond beschermend over de puppies en likte er zachtjes een. George hurkte neer, zijn hart zwol op van medeleven. De puppies waren gewond en toen drong het besef tot hem door als een golf. De hele tijd hadden Thunder en de hond niet alleen maar in het wilde weg rondgelopen; ze hadden hem hierheen geleid, naar deze puppies, om ze te redden.