“Het is… een hond?” Julie ademde, haar stem vervuld van zowel verbazing als opluchting. Een groot, ruig mormel lag voor hen, zijn vacht was mat en vies, maar het was onmiskenbaar een hond. Het liet nog een zacht gejammer horen en zijn staart kwispelde lichtjes. Peter ademde zwaar uit, een vage glimlach brak door zijn spanning heen.
“Een hond. Dat allemaal, en het is maar een zwerfhond.” Hij schudde zijn hoofd en reikte al in zijn tas naar medische spullen. “Laten we eens kijken waar we mee te maken hebben.”Terwijl Peter aan het werk was, bleef Julie bij het hoofd van de hond zitten en mompelde kalmerende woorden terwijl ze zachtjes over zijn vacht streelde. De ogen van de hond flikkerden even open en ontmoetten de hare met een blik van pure uitputting.