Ze dacht aan stoffige veilinghuizen, rommelige boedelverkopen – plekken waar sentiment niets betekende en schoonheid gewoon een transactie was. Het vervulde haar met een hopeloos verdriet, dat snel overging in woede en daarna in stille wanhoop.
Ze voelde zich nu ook wanhopig bij de gedachte dat haar zoon niet alleen gescheiden moest worden van zijn echte moeder, maar ook van dit erfstuk dat van hem zou moeten zijn. Wat als hij het veilig bij zich had, maar niets wist van de betekenis en de waarde ervan? Net als zij al die jaren geleden?