Halverwege leunde hij achterover, zijn ogen vernauwend in gedachten. “Bedoel je… dat jij mijn biologische moeder bent?” De woorden landden als een steen in haar borstkas. Ze knikte en de lucht tussen hen leek te trillen van iets breekbaars en gevaarlijks – hoop misschien, of de angst om het te breken.
Er viel een stilte en toen vroeg hij: “Waarom heb je me opgegeven?” Het was de vraag die ze al jaren had ingestudeerd, maar die nog steeds brandde. Ze vertelde hem over de ziekenhuisrekeningen, het kleine appartement, de manier waarop ze had gedacht dat liefde niet genoeg was zonder geld. En hoe fout ze het had gehad.