Clara’s hart klopte. Ze had bloedmonsters genomen van ontelbare patiënten, infuuslijnen aangebracht in een huid die bleek was van de ziekte, maar dit voelde als verraad. Ze kalmeerde haar handen en nam het wattenstaafje, waarmee ze zachtjes langs de binnenkant van haar dochters wang streek. Emily giechelde bij het kietelen, maar Clara’s keel brandde met de seconde.
Toen het voorbij was, verzegelde ze het monster en stopte het in de retourenvelop. Haar vingers bleven daar hangen, onwillig om los te laten. Het was niet zomaar een stukje katoen, het was het leven van haar dochter, haar verleden, een sleutel van een deur die Clara achttien jaar lang gesloten had gehouden.