Elke lach die Emily met vrienden deelde, elke achteloze opmerking over de toekomst, hield Clara vast alsof het haar laatste was. Ze betrapte zichzelf erop dat ze weer kleine gebedjes fluisterde – deze keer niet voor kracht, maar voor uitstel, voor stilte, voor alles wat zou voorkomen dat het verleden zich een weg naar het heden zou banen.
Toen Emily op een ochtend de keuken in stuiterde en vroeg: “Al nieuws, mam?” Clara glimlachte, haar tanden strak op elkaar. “Nog niet,” zei ze zacht. “Het kan elk moment gebeuren.” Ze hield haar stem licht, maar elk woord droeg het gewicht van de angst in zich.