Ze had zichzelf beloofd dat ze het Emily zou vertellen. Maar nu de waarheid op haar tafel lag, was de enige gedachte die door haar heen gierde simpel en egoïstisch: Als ik haar dit laat zien, raak ik haar kwijt. De envelop lag ongeopend naast het zoutvaatje, de randen waren al versleten doordat haar vingers hem keer op keer omdraaiden.
Dagen gleden voorbij in een waas van angst. Emily’s opwinding groeide met de dag, een wrede afspiegeling van Clara’s angst. “Misschien kom ik er eindelijk achter of ik broers of zussen heb,” zei Emily op een avond, met heldere ogen terwijl ze door haar telefoon scrolde. Een andere avond leunde ze met een grijns over de bank: “Wat als er een hele familie op me wacht?”