We konden gewoon niet langer wachten. We moesten haar zien.” Haar ogen schoten naar Emily en verzachtten. “Om jou te zien.” Clara’s maag draaide zich om. “We hadden overmorgen afgesproken,” zei ze scherp, terwijl ze voor Emily ging staan. “Dit komt niet goed uit.” De kaak van de man klemde zich op elkaar, zijn toon werd harder. “Heb je enig idee hoe lang we al zoeken? Achttien jaar.
Achttien jaar van doodlopende sporen en lege antwoorden. En nu – eindelijk – hebben we haar gevonden, en jij verwacht dat we wachten?” Zijn stem kraakte van woede, omrand door uitputting. Emily’s blik gleed tussen hen in, haar stem onvast. “Mam…wat gebeurt er?” Clara’s keel voelde alsof hij dichtklapte, maar ze dwong de woorden eruit, stabiel ondanks de trilling in haar handen.