“Emily…dit zijn je ouders. Je biologische ouders.” De lucht in de gang werd dikker, de stilte drong tot hen door. Emily stond verstijfd, haar ogen wijd opengesperd, haar hand nog steeds in de vochtige theedoek alsof het het enige was dat haar vasthield. De vrouw stapte naar voren, haar tranen spatten nu vrijelijk.
“Mijn baby,” fluisterde ze, haar stem brak toen ze Emily’s hand pakte. “Ik heb je elke dag gemist. Achttien jaar lang dacht ik dat ik je nooit meer zou zien.” Ze omklemde Emily’s vingers alsof ze bang was dat ze weg zouden glijden, haar snikken schokten op haar schouders. De man bewoog naast haar, zijn hand stevig op Emily’s arm. Zijn stem was ruw, verzwaard door jaren van wanhoop.