In de kinderwagen lag een baby. Klein, met roze gezichtjes, gebundeld in een deken die veel te dun was voor de kou van de nacht. Geen tas. Geen briefje. Geen verwoede ouder die zich kwam verontschuldigen. Alleen maar stilte, verbroken door dat doordringende gehuil.
Clara bevroor naast de kinderwagen. Ze wachtte. Vijf minuten. Tien. Ze scande de trappen, de automaten, zelfs de donkere tunnel waar de volgende trein zou komen. Maar er verscheen niemand. Haar keel verstrakte. Ze dacht aan haar eigen lege huis, de scheidingspapieren die haar huwelijk uit elkaar hadden gescheurd, de woorden van haar man die klonken alsof ze vers waren: Ik heb een gezin nodig, Clara.