Hij hoorde een scherp gekletter. Een klembord viel van de toonbank en viel met een luide klap op de grond. Nathans hart sloeg een slag over toen hij bevroor en zijn ogen naar de bron van het geluid keken. Hij stond op en liep voorzichtig naar de toonbank, maar er was niets – niets dat niet op zijn plaats was. Het klembord lag gewoon op de grond, alsof het uit zichzelf was gevallen.
Een gevoel van onbehagen nestelde zich dieper in Nathan’s borstkas. Hij haalde trillerig adem en bukte zich om het klembord op te rapen. Misschien was het gewoon een tocht, dacht hij. Of misschien heb ik het gewoon aangeraakt zonder dat ik het doorhad. Maar zelfs toen hij dat tegen zichzelf zei, voelde de lucht om hem heen verkeerd, kouder dan even daarvoor.