Ze ging verder en legde uit dat ze ooit met haar man in een van de huizen in de straat had gewoond. “Maar toen hij stierf, namen mijn kinderen alles mee – het huis, het geld – en lieten me hier achter,” zei ze zachtjes, met een droevige stem. “Deze schuur is alles wat ik nu heb.”
James luisterde in stilte terwijl ze uitlegde wat de redenen waren achter de vreemde dingen die hij had gezien. De tekens die hij op de grond had gezien waren gewoon krijttekens om mieren weg te houden. Het haar dat ze verzamelde was om wasberen uit haar tuin te houden. Met elke uitleg vervaagde James’ angst en maakte plaats voor empathie. De vrouw was geen heks, ze was gewoon een eenzame, arme oude vrouw die het probeerde te redden in een wereld die haar de rug had toegekeerd.