Zijn gedachten waren een warboel. Toen hoorde hij een plons. Hij keek omhoog. Het water achter de zandbank werd donkerder. Een vin sneed door het oppervlak – hoog en recht. Hij knipperde met zijn ogen. “Echt niet.” Hij kwam dichterbij, verdween en kwam weer tevoorschijn.
Toen – bult. Het jacht schommelde lichtjes. Catherine hijgde. “Wat is dat?” Nog een duwtje, sterker. De boot kantelde. John liep naar de kant en keek in het water. Een zwarte gedaante roze-witte ooglap glinsterde.