John hapte naar adem. Hij stapte naar voren en raakte het handje van de baby aan, met vingertjes kleiner dan zeeschelpen. “Perfect,” zei hij schor. “Ze is perfect.” Zijn stem kraakte van opluchting. Catherine’s glimlach trilde van uitputting, maar hield stand.
Hij kuste haar voorhoofd, dat nog vochtig was van het zweet, en draaide zich toen naar het raam. Buiten was de lucht in de vroege schemering gedoken en de oceaan was geschilderd in een mengeling van goud, violet en diepblauw. Ergens daarbuiten zwom de orka vrij rond.