Met bonzend hart reed hij er meteen naartoe. Het adres leidde hem naar een vervallen gebouw in een rustige, verwaarloosde straat. Ramen waren dichtgetimmerd, de deuropening zakte naar binnen en onkruid verstikte de trappen. De plek voelde verkeerd – gevaarlijk, vergeten, alsof het geheimen opslokte en ze nooit meer teruggaf.
Terwijl hij op het gebarsten trottoir stond, stelde Adam zich voor hoe Clara hierheen rende, wanhopig en bang. Misschien had iemand haar achtervolgd. Misschien had ze iets ontdekt wat ze niet had mogen ontdekken. Elke vervaagde muur leek een duistere mogelijkheid te fluisteren en voedde de storm van angst die hij zo hard had geprobeerd onder controle te houden.