“Heeft ze een briefje achtergelaten? Boodschap? Iets dat aangaf waar ze heen ging?” vroeg een agent. Adam schudde hulpeloos zijn hoofd. Hij had elke la twee keer gecontroleerd. Er was niets, geen verklaring, geen hint. Het was alsof ze van de aardbodem verdwenen was.
Toen ze hem vroegen of ze ruzie hadden gehad, haperde Adam. Hij realiseerde zich met koude helderheid dat ze hem en zijn grappen al een tijdje nauwelijks had verdragen. Hij legde uit hoe hij haar paspoort had verstopt en stelde zich voor dat ze hem boos zou bellen.