De agenten wisselden een subtiele blik uit. Adam voelde hitte in zijn nek klimmen, een mengeling van schaamte en wanhoop. Waarom had hij niet meer vragen gesteld, zoals of ze gelukkig met hem was? Waarom had hij niet beter opgelet voordat alles stil werd? Hij had plotseling het gevoel dat hij haar weer helemaal kwijt was.
Ze beloofden haar recente activiteiten te onderzoeken en zeiden dat ze contact zouden opnemen met haar werkplek. Adam knikte mechanisch, zich vasthoudend aan de enige geruststelling die ze hem gaven: “We zoeken uit wat er aan de hand is.” Hij klampte zich vast aan de woorden alsof ze hem konden behoeden voor de ontrafeling.