Hij dacht dat hij alleen was op het ijs, tot er een gigantische ijsbeer verscheen

De poolhemel doemde op en kleurde een onheilspellende paarse tint. Windvlagen sloegen ijskristallen tegen Nolans wangen, die prikten als naalden. Elke stap voorwaarts voelde als een verraad aan zijn eigen overlevingsinstincten. Toch kon hij de vreemde drang om de stille smeekbede van het wezen te gehoorzamen niet ontkennen.

Naarmate hij zich verder van de wrakke slee verwijderde, bekroop hem een verpletterend gevoel van isolement. De vertrouwde contouren van zijn hut vervaagden in de wervelende duisternis. Weg was de veiligheid van zijn vertrouwde routines, vervangen door een spookachtige stilte die zijn hart in een ijzige vuist greep.