Stap voor stap kwam hij dichterbij. Het welpje liet een zielig gejank horen, wat hem aanzette om sneller te gaan. Hij hield zich laag, cirkelde achter een half omgevallen krat, controleerde of niemand keek en dook toen naar voren. De metalen kooi doemde voor hem op, elke ademhaling brandde in zijn borst.
Hij hurkte en rommelde met het slot, het zweet parelde op zijn voorhoofd ondanks de kou. Elke subtiele klik voelde oorverdovend aan. Eindelijk gaf het slot het op. Nolan schoof de deur open en hoopte dat hij niet zou piepen. Maar de welp, die vrijheid voelde, barstte uit met roekeloze energie, waardoor de deur met een metalen klap omviel.