Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Caleb lag verstijfd, te bang om adem te halen. Op enkele centimeters afstand pufte het enorme wezen en smakte met zijn lippen terwijl het de laatste vis opslokte. Hij kon zich niet bewegen. Eén verkeerde beweging en hij zou eronder liggen. De walrus pauzeerde, stoom steeg op van zijn huid.

Toen draaide hij langzaam zijn kop en keek hem weer recht aan. Caleb durfde zich niet te verroeren. De walrus doemde nu boven hem op, zijn gladde lichaam straalde warmte uit in de ijskoude lucht. Stukjes vis kleefden aan zijn snorharen terwijl hij onbeweeglijk voor zich uit staarde. Caleb probeerde niet met zijn ogen te knipperen, bang dat zelfs het kleinste krimpje hem zou provoceren. Toen, zonder waarschuwing, liet de walrus een korte, scherpe blaf horen.