Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Na bijna een kwartier ploeteren begon de twijfel hem te bekruipen. De kou had zich een weg gebaand door zijn lagen. Zijn kuiten deden pijn. Zijn gezicht prikte. “Dit is krankzinnig,” mompelde hij in zijn sjaal. “Ik volg een walrus door het noordpoolgebied. Ik ga bevriezen of opgegeten worden of… ik weet het niet eens.”

Hij keek achterom over zijn schouder. Niets dan leeg wit. Hij remde af tot stilstand. Misschien moest hij gewoon omkeren. De hut was niet zo ver en hij had niets achtergelaten dat niet vervangen kon worden. De walrus, met al zijn vreemde gedrag, zou gewoon gedesoriënteerd kunnen zijn, of erger nog, territoriaal.