Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Hij keek terug naar het kamp. Schaduwen bewogen tussen de tenten. Hij telde minstens drie figuren, mogelijk meer. Eentje droeg iets lang, waarschijnlijk een geweer. Caleb bukte zich lager en bewoog zich achter een sneeuwheuvel.

Zijn adem versnelde. Wat hij nu ook deed, hij moest voorzichtig zijn. De walrus had hem niet voor niets hierheen gebracht. En die was nog niet voorbij. Caleb kroop naar voren, laag achter de sneeuwheuvel. De wind maskeerde het geluid van zijn bewegingen, maar zijn hart bonsde nog steeds bij elke centimeter. Hij stopte bij de rand van de heuvel en tuurde er weer overheen.