Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Calebs adem stokte. Dat was het. Daarom was de volwassene hem gevolgd. Waarom het niet had aangevallen. Waarom het hem helemaal hierheen had geleid. Het was niet alleen op zoek naar voedsel. Hij probeerde hulp te krijgen. De volwassen walrus zat nog steeds achter hem, onbeweeglijk, zijn ogen gericht op het kamp.

Caleb keek tussen de twee – ouder en kind – nu gescheiden door geweren, metaal en mannen zonder geweten. Hij balde zijn vuisten, de kou vergeten. Hij moest dat kalf daar weghalen. Maar eerst moest hij uitzoeken hoe hij dat kon doen zonder gepakt te worden, of erger.