Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Het kalf zat vlakbij, laag tegen de grond gedrukt, ogen wijd open van angst. Het slaakte een zachte, verwarde kreet. De volwassen walrus spartelde weer in het net, zijn lage gekreun trilde in Calebs borstkas. Twee stropers stonden vlakbij en hapten naar adem, hun ogen gericht op het gevangen dier.

“Haal de anderen,” zei een van hen terwijl hij een radio uit zijn jas haalde. “Zeg hen dat we een grote hebben. Het zou de stier kunnen zijn die ze vorige maand volgden. We gaan een fortuin verdienen aan die slagtanden.” Calebs mond werd droog.