Calebs gedachten raasden. Elk deel van hem wilde wegrennen, schreeuwen, vechten, maar hij kon nergens heen. De twee mannen ijsbeerden in de buurt en praatten over wanneer de anderen zouden komen. Een van hen grapte over het vinden van een vorkheftruck voor de volwassen walrus.
Het net trilde weer. De gevangen stier slaakte een diepe kreun en probeerde te rollen. De stropers leken niet bezorgd. Ze waren dit gewend. Ze wisten precies hoe ze de dingen moesten afwachten. Calebs blik dwaalde af naar de lucht.