Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

De officieren verspreidden zich snel en schreeuwden bevelen. “Handen waar we ze kunnen zien! Op de grond!” Een van de stropers zakte op zijn knieën, armen omhoog. Een andere probeerde naar een sneeuwscooter te rennen, maar twee agenten tackelden hem voordat hij tien stappen had gezet.

Caleb bleef waar hij was, te verdoofd om te bewegen. Een agent naderde hem en knielde. “Ben jij Caleb Morgan?” Hij knikte, nauwelijks in staat om te spreken. De man sneed snel het touw door dat zijn polsen vastbond. “We kregen je telefoontje net op tijd. Gaat het?”