Hij dacht dat hij alleen op het ijs was, tot er een reusachtige walrus verscheen

Het knapte door de lucht als een brekende tak. Caleb verstijfde. Hij keek naar de boor, verwachtte iets verkeerds te zien, maar alles leek normaal. Het geluid moest het ijs zijn dat eronder verschoof. Hij stond op, veegde zijn jas uit en maakte aanstalten om alles uit te schakelen.

Maar net toen hij naar het scherm greep, hoorde hij het – vaag en laag. Een slepend geluid, langzaam en gestaag, van achter hem. Eerst zag hij niets. Alleen het vlakke stuk sneeuw en de ijsrichels in de verte.