Die avond, met hun hoon nog in zijn hoofd, opende Arthur het schuurtje. De zwakke chemische geur begroette hem als een oude collega. Hij haalde de kuip met chloorkorrels en de flessen bleekwater tevoorschijn en legde ze netjes langs de stenen van het terras.
Zijn handen trilden niet, hoewel zijn borst strak aanvoelde. Hij mat de doses zorgvuldig af, maar zwaarder dan gewoonlijk. Korrels verspreidden zich over het oppervlak en losten op in bleke linten die naar de diepte krulden.