Clarence drukte. “Kun je niet op zijn minst een betere barrière opwerpen? Kegels? Netten? Iets om ze tegen te houden?” De man haalde halfslachtig zijn schouders op. “Buiten diensttijd, meneer. We ruimen gewoon op wat hier ligt. Je kunt het misschien op het stadhuis proberen, maar daar zeggen ze hetzelfde: volgend kwartaal als je geluk hebt.”
Het antwoord klopte niet. Clarence keek over het pad in de richting van zijn huis en stelde zich een vers bandenspoor voor dat door zijn lelies sneed. “Het is niet zomaar een ongemak,” mompelde hij. “Het is mijn huis.” Maar de man was al weg en gooide nog meer tape achterin een pick-up.