De volgende ochtend werd hij vroeg wakker, net na zonsopgang. De lucht had dat broze soort kou dat in je kraag sijpelt. Hij zette zijn thee en droeg de mok naar buiten, terwijl hij vanaf de veranda toekeek met Taffy aan zijn voeten gekruld. Het sensorlicht knipperde zachtjes in de verte.
Om 8.17 uur arriveerde de eerste fietser. Een vrouw in een blauwe jas en vingerloze handschoenen reed over het geblokkeerde pad, wierp één blik op het omleidingsbord en reed toen zonder aarzelen recht door Clarence’s tuin. Ze remde niet eens af.