“Ze zijn hier,” riep Jamie. “Ze proberen het te openen.” Noah voegde zich bij hem, stem vastberaden. “Niet openmaken. Het maakt niet uit wat ze doen – we houden ze buiten.” Er kwam nog een geluid, een diep, kreunend kraken. Er werd nu hard tegen de deur geduwd. De krat die ervoor stond verschoof lichtjes.
“Ze gebruiken iets om de deur open te krijgen,” zei Jamie terwijl hij achteruit stapte. “Als ze zo doorgaan, breken ze door.” “Ga achter de kratten staan,” zei Noah. “Als ze binnenkomen, blijven we achter en uit het zicht.” Jamie’s ademhaling was snel en oppervlakkig.