De langste wees scherp naar Jamie en blafte iets in een taal die geen van beide piloten verstond. “Terug!” Zei Noah snel, terwijl hij beide handen ophief. “We zijn niet gewapend.” Een van de piraten hield een touw vast. Een andere greep Noah vast en duwde hem terug in de stoel. “Zit!” riep de man, zijn stem ruw, het accent zwaar. “Geen lawaai. Geen problemen. Je leeft.”
Jamie bewoog niet snel genoeg. De lange piraat stapte naar voren en stak een vinger in zijn borst. “Jij stil,” gromde hij in gebroken Engels. “Of we maken je stil.” Ze bonden hen beiden vast met de handen op de rug en de polsen stevig aangedrukt. De touwen waren ruw en brandden op de huid. Jamie kronkelde en probeerde weg te draaien, maar de knoop werd alleen maar strakker.