Jamie zat naast Noah, allebei doorweekt en trillend. Hun polsen waren nog steeds vastgebonden. “We zijn het vliegtuig kwijt,” fluisterde Jamie. “Ze nemen alles mee,” mompelde Noah. Jamie keek naar het water en zag hoe de piraten samenwerkten om een grote kist uit het vliegtuig te tillen.
“Wat denk je dat ze met ons gaan doen?” Noah gaf geen antwoord. Toen, boven de wind en de golven uit, hoorden ze het. Een hoorn in de verte. Toen nog een. Ze draaiden zich om. Aan de horizon, dwars door de zee, lag een witte kotter met een blauwe streep. De kustwacht. Op volle snelheid. Snel naderend.