Een enorme witte haai kwam op een duiker af. Toen gebeurde het ondenkbare

Geen schaduw. Niet een drijvende vorm in de nevel. Het was een haai. En niet zomaar een haai. De grote halvemaanvormige kaaklijn, de littekens langs de flank, de enorme omvang lieten geen ruimte voor twijfel. Marcus’ maag zakte ineen toen de herkenning insloeg als een donderslag bij heldere hemel. Een grote witte. Marcus zweefde, gevangen tussen instinct en verstand.

Elke vezel van zijn lichaam spoorde hem aan om te draaien, om hard naar de oppervlakte te trappen, om terug te keren naar de veiligheid van de boot. Dat was de rationele keuze. De enige keuze, eigenlijk, als je tegenover een apex roofdier staat binnen handbereik. Maar er klopte iets niet. Hij had jarenlang haaien bestudeerd, papers geschreven over hun trekroutes, lezingen gegeven over hun jachtgedrag.