Een enorme witte haai kwam op een duiker af. Toen gebeurde het ondenkbare

Marcus’ gedachten raasden. Hij kon hem niet overmeesteren. Hij kon een harpoen niet verslaan. Maar misschien… misschien hoefde hij dat niet te doen. Toen zag hij het – een donkere vin die kort boven het oppervlak uit stak, op slechts een paar meter afstand. De haai was teruggekeerd. Marcus’ adem stokte en een idee schoot door hem heen, roekeloos en wanhopig.

Hij kwam overeind, stak zijn arm langs de piraat en stak zijn vinger naar het water. “Haai!” schreeuwde hij, zijn stem krakend van urgentie. De piraat draaide zich om, een scheve grijns verscheen op zijn gezicht terwijl hij gretig zijn harpoengeweer ophief. Voor hem was dit een buitenkans – het beest waar hij achteraan zat kwam weer boven water. Zijn aandacht verslapte, precies zoals Marcus had gehoopt.