Aarons handen trilden terwijl hij zich naar de hut terugtrok. “Marcus… wat moeten we doen?” Zijn stem kraakte, te hard, te rauw. De tweede piraat kwam uit het water en hees zichzelf met een druipende grom terug op het dek. Zijn ogen straalden van woede terwijl hij een nat, gekarteld mes in Marcus’ richting richtte.
De zee om hen heen voelde plotseling kleiner, de horizon onmogelijk ver. Marcus’ blik ging naar het drijvende harpoengeweer dat aan zijn voeten lag. Zijn hand bewoog ernaar toe, maar de piraat ving de beweging op en ontblootte zijn tanden. “Als je beweegt,” siste de man in gebroken Engels, het water stroomde over zijn gezicht, “dan sterf je.”