Zijn gezicht vertrok in een brede grijns, zijn tanden flikkerend terwijl hij zijn vangst naar het gangboord hees. Even keek hij triomfantelijk, alsof de vernietiging van het rif het risico waard was geweest. Toen ging zijn blik omhoog – en bevroor.
Het schip van de kustwacht doemde boven hem op, zijn officieren in een rij bij de reling, geweren neergelaten maar gereed, hun uitdrukkingen koud en onverzettelijk. De glimlach van de piraat verdampte. Zijn handen wankelden op het net toen het besef hem overviel. “Laat vallen!” blafte een officier, zijn stem klonk over het water. “Nu!”