De piraat liet de vangst met een plons los, het net zakte onder hem weg en de vissen verspreidden zich in zilveren strepen. Hij hief zijn armen beverig op en boog zijn hoofd toen twee duikers van de kustwacht het water in gleden om hem terug te slepen naar de patrouilleboot. Aaron lachte beverig en zakte naast Marcus op het dek. “Ik zei toch dat ze zouden komen,” mompelde hij.
Marcus’ ogen waren echter gericht op het water net voorbij het patrouilleschip. De grote witte was er nog steeds, cirkelde rond, zijn silhouet uitgestrekt en sierlijk tegen het vervagende licht. Een hartslag lang keken roofdier en mens weer naar elkaar. Toen, met een enkele zwiep van zijn staart, verdween de haai in de diepte.