Verlaten schip drijft naar een dorp – inwoners worden bleek als ze zien wat er op ligt

Hij was aan boord. Hij lag daar even, zijn borst kloppend, de regen in zijn gezicht. Het touw bungelde achter hem en wiegde op het ritme van het gekreun van het vrachtschip. Hij duwde zichzelf overeind en greep de verroeste rail vast voor evenwicht. Het dek strekte zich in beide richtingen uit, bezaaid met gebroken containers, verwrongen kabels en plassen die de flikkerende lucht weerspiegelden.

Het schip trilde onder hem, elk geluid versterkt door de leegte. Het voelde minder als een schip en meer als een karkas, hol en rottend. Elias veegde de regen uit zijn ogen en scande de ruimte. Geen teken van beweging. Geen zwaaiend figuur.