De gedachte verkilde hem, maar de vragen verdwenen toen hij weer naar Callen keek. De man beefde, half ineengedoken tegen de console, elke ademhaling ging met horten en stoten. Wat voor mysterie er ook in de lege hallen van het schip ronddoolde, het kon wachten; Callen had nu hulp nodig.
Elias zette nog een voorzichtige stap dichterbij. De storm buiten gierde tegen het glas, maar op dat moment voelde de wereld angstaanjagend stil. Wie deze man ook was, hij was geen geest. Hij leefde, was wanhopig en droeg een verhaal met zich mee dat begraven lag binnen de roestende scheepswanden. Elias zette hem in de stoel van de kapitein, zijn lichaam zwak en trillend.