Elias struikelde en greep de reling vast toen het vrachtschip heftig kantelde. Buiten verschoof het uitzicht, golven explodeerden tegen zwarte gekartelde rotsen die uit de branding staken. Het schip had de ondiepte geraakt. Metaal gilde toen de romp schraapte en ergens beneden openscheurde. Het hele schip trilde door de klap, de containers rammelden als dobbelstenen in een doos.
Elias’ maag zakte naar beneden. “Nee, nee, nee, dit ding gaat splijten!” Zei Callen terwijl hij zich met witte knokkels vastklemde aan de armleuningen. Zijn ogen werden groot van paniek. “Het zit aan de grond – ze scheurt zichzelf uit elkaar!” Zijn stem was schor, maar de angst was scherp genoeg om door de storm heen te snijden.