Elias greep de radio weer en hield hem dicht bij zijn mond. “Kustwacht! Het schip heeft rotsen geraakt! We hebben niet lang meer!” “Tien minuten… hou je vast…” sputterde het antwoord door de ruis. Tien minuten. De brug kreunde alsof hij leefde en protesteerde tegen de afstraffing van de golven die tegen de gebroken romp sloegen.
Het regende harder en de bliksem scheurde door de lucht. Elias wendde zich weer tot Callen. “We kunnen hier niet blijven – als de brug ondergaat, zijn we er geweest.” Callen’s gezicht was bleek, zijn lippen trilden. “Ik… ik kan niet rennen.” Hij keek naar zijn gewonde arm, het verband was donker doorweekt. “Je moet gaan.” Elias schudde heftig zijn hoofd. “Geen kans.”